Dit is waarom de zomer eigenlijk twee keer begint
Afhankelijk van wie je het vraagt begint de zomer elk jaar óf op 1 juni óf op de langste dag van het jaar. Wie heeft gelijk? De tijd zal het leren.
Als je het weerbericht moet geloven, begint de zomer steevast op de eerste junidag. Astronomen daarentegen luiden de zomer pas een paar weken later in, namelijk met de zomerzonnewende, die meestal op 21 juni valt.
Dus… wie heeft gelijk?
Dat hangt ervan af of je het over de astronomische of de meteorologische zomer hebt. Hieronder leggen we het verschil uit.
MEER VAN NATIONAL GEOGRAPHIC
Wetenschap 101: Zomertijd
Vorige videoPauzerenVolgende videoNiet dempen
Huidige tijd 0:16
Geladen: 36.29%
Resterende tijd -2:47Volledig scherm
Astronomische seizoenen
Al sinds mensenheugenis kijken we naar de hemel om de lengte van de seizoenen te bepalen. De oude Romeinen waren de eersten die met de invoering van de Juliaanse kalender de vier seizoenen officieel indeelden. Destijds begonnen de seizoenen op andere dagen dan tegenwoordig, vooral vanwege verschillen met de Gregoriaanse kalender die nu in gebruik is.
Het begin van elk astronomisch seizoen wordt gemarkeerd door een equinox (of nachtevening), of door een zonnewende. We spreken van een equinox als de dag en de nacht overal op aarde vrijwel even lang duren, namelijk een half etmaal. Dat gebeurt elk halfjaar, in het voorjaar en de herfst, wanneer de zon loodrecht boven de evenaar staat. Op een equinox is ruwweg de helft van onze planeet in duisternis gehuld en baadt de andere helft in daglicht.
Naarmate de dagen van het nieuwe seizoen verstrijken, blijft de positie van de aarde ten opzichte van de zon veranderen en worden (afhankelijk van het halfrond waarop je woont) de dagen langer of korter, tot aan de eerstvolgende zonnewende. Een zonnewende markeert de langste en kortste dag van het jaar: het begin van de astronomische zomer (de zomerwende) en winter (de winterwende).
Maar aan deze methode om de seizoenen te bepalen kleven een paar nadelen. De lengte van een zonnejaar, of tropisch jaar, bedraagt 365,2422 aarddagen, waardoor astronomische seizoenen elk jaar op een iets ander moment beginnen en eindigen. Zie daar maar eens een kalender op aan te sluiten.
Meteorologische seizoenen
Al in de achttiende eeuw, en mogelijk al langer, waren wetenschappers op zoek naar een betere methode om het weer en het begin van het groeiseizoen te voorspellen. In de loop der tijd begon het idee van meteorologische seizoenen post te vatten. Zo sloot het weer beter aan op de gemiddelde jaartemperatuur en de kalender die in gebruik was.
Het meteorologische seizoen is een veel eenvoudiger concept dat het astronomische seizoen. Het houdt in dat het jaar in vier seizoenen van precies drie maanden wordt ingedeeld, gebaseerd op de seizoensgebonden verandering van de gemiddelde maandtemperatuur. De winter valt in de koudste drie maanden van het jaar, de zomer in de warmste drie.
Op het noordelijk halfrond betekent dit dat het voorjaar op 1 maart begint, de zomer op 1 juni, de herfst op 1 september en de winter op 1 december. Op het zuidelijk halfrond verlopen de seizoenen precies andersom: op 1 maart begint de herfst, waarna de winter op 1 juni, het voorjaar op 1 september en de zomer op 1 december volgen.
Dankzij dit eenvoudige meteorologische model zijn meteorologen in staat om de complexe statistische berekeningen te maken die nodig zijn om voorspellingen te doen en seizoenen onderling te vergelijken. En dat is wel zo handig.
Bron: nationalgeographic.nl