Tussen 1992 en 2024 zijn vlinderpopulaties gemiddeld met 56 procent afgenomen. De vlinderstand daalde voor het tiende jaar op rij, en bereikte in 2024 het laagste niveau sinds de start van de tellingen. De laatste jaren worden algemeen voorkomende soorten, zoals het icarusblauwtje en het groot koolwitje, steeds minder waargenomen. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS en De Vlinderstichting.
Sinds 1992 worden vlinders wekelijks geteld op vaste routes, als onderdeel van het Landelijk Meetnet Vlinders. Daarmee kunnen ontwikkelingen in populatiegrootte worden gevolgd van 54 soorten vlinders.
Laagste aantallen dagvlinders sinds start telling
In 2024 waren de getelde aantallen vlinders het laagst sinds de start van het meetnet vlinders. Negen van de 54 onderzochte vlindersoorten, waaronder het zwartsprietdikkopje en het heideblauwtje, kenden de laagste aantallen sinds 1992. Van het hooibeestje werden de hoogste aantallen geteld sinds 1992. Over de hele periode gaan 30 soorten vlinders in aantal achteruit en 12 soorten vooruit.
Het donker pimpernelblauwtje – een Europees beschermde soort – is helemaal niet meer gezien, de soort lijkt uit Nederland te zijn verdwenen.
Sterke afname veelvoorkomende soorten als icarusblauwtje
De vijftien algemeenste dagvlinders van Nederland, waaronder het icarusblauwtje en het groot koolwitje, zijn in de afgelopen tien jaar met ruim 35 procent afgenomen. Juist deze algemene soorten vervullen door hun hoge aantallen een belangrijke rol in de natuur, bijvoorbeeld als bestuivers van bloemen en als voedselbron voor andere diersoorten.
Over de hele periode gaan negen van deze veelvoorkomende soorten in aantal achteruit en drie soorten vooruit.
Nog een derde over van graslandvlinders, 98 procent minder argusvlinders
De aantallen van tien kenmerkende soorten graslandvlinders daalden gemiddeld met 69 procent ten opzichte van 1992. Hiermee komen de aantallen van deze soorten vlinders ook uit op het laagste niveau sinds het begin van de telling. Deze tien soorten vlinders zijn een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van graslanden. Ook binnen de EU wordt voor de evaluatie van de natuurwaarde van dit type leefgebied gebruikgemaakt van de ontwikkeling van de aantallen graslandvlinders.
De aantallen argusvlinders zijn sinds 1992 met meer dan 98 procent afgenomen. Ook het bruin zandoogje, de meest getelde vlinder, gaat al jaren in aantal achteruit. Maar er zijn ook enkele graslandvlinders die in aantal toenemen, zoals het hooibeestje en het oranjetipje.
Meerdere oorzaken voor achteruitgang vlinders
Er zijn vele factoren die een rol spelen bij de afname van vlinders. De belangrijkste oorzaak is het verlies en de versnippering van geschikte leefgebieden, zoals heide, open duinen en kruidenrijke graslanden. Daarnaast worden deze leefgebieden steeds minder geschikt voor vlinders, onder meer door de neerslag van stikstof vanuit de lucht. Hierdoor verdwijnen open plekken en nectarplanten, waar vlinders in deze gebieden behoefte aan hebben. De laatste decennia komen daar klimaatverandering, met meer weersextremen, en verdroging bij. Ten slotte wijst wetenschappelijk onderzoek op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen (gewasbeschermingsmiddelen) als een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van vlinders.
Sommige vlinders nemen recent toe, met name soorten die profiteren van meer variatie in bossen en hogere temperaturen.
Bron: CBS